Witte
verkramptheid maakt elk gezond gesprek over racisme onmogelijk
vrijdag 26 juni 2020
Sinds de gruwelijke moord op George
Floyd vullen boeken over racisme de top 10 van de bestsellerlijsten in de VS.
'White fragility' van Robin Diangelo staat helemaal bovenaan. Het is een boek
dat zich expliciet richt tot witte mensen die van zichzelf denken dat ze niet
racistisch zijn.
Al in het voorwoord krijgen de lezers
een belangrijke waarschuwing mee. “Racisme”, zo schrijft Diangelo, “is heel
complex en genuanceerd en daardoor kunnen we nooit stellen dat onze kennis
compleet of voltooid is.” Wie de boodschap van haar boek dus ernstig neemt,
begint meteen verder te lezen aan de rest van de top-10.
Robin Diangelo richt zich heel specifiek
tot een wit lezerspubliek. Nog specifieker: tot witte mensen die zichzelf zien
als niet-racistisch en die professioneel of in hun activisme of vrije tijd al
dan niet nauwe contacten hebben met mensen van kleur. Diangelo is goed
geplaatst om dat te doen want ze geeft al een kwarteeuw vormingen over racisme
aan datzelfde publiek.
Voor veel van die lezers is dat al
meteen schrikken. Witte mensen hebben niet de gewoonte om als groep gezien te
worden. Nochtans is dat evident. Tegelijk met de creatie van het verwerpelijke
idee van een minderwaardig ras werd er ook het al even waanzinnige idee van een
superieur ras gecreëerd. Vijfhonderd jaar later heeft die ideologie het hele
kapitalistische systeem gestructureerd. Tegenover alle cijfers over
discriminatie in het onderwijs, op de arbeids- of op de huurmarkt staan
evenveel cijfers over de machtsconcentratie van witte mensen. VRT-journalist
Ivan De Vadder maakte enkele jaren geleden een ranglijst op van de machtigste
mensen in Vlaanderen, de mensen die door hun geld of hun invloed dit stuk land
in een bepaalde plooi leggen. Bij die veertig mensen waren er twee van kleur:
Vincent Kompany en Stromae. Niet toevallig – als je een beetje weet hoe racisme
zijn werk doet – een voetballer en een muzikant.
Wit
Alle andere belangrijke sleutelposten in
de politiek, grote sociale bewegingen, het gerechtelijk apparaat, de
veiligheidsdiensten en de bedrijfswereld worden ingenomen door witte mensen.
Nog zoiets: Ivan De Vadder stelde een jury samen om samen op zoek te gaan naar
die machtscentra. Die jury bestond uit … vijf witte mensen. De leerkrachten
voor de klas zijn bijna uitsluitend wit. De gezichten op tv zijn wit. De
redacties van de massamedia zijn wit. De leeslijsten zijn wit en de
geschiedenis wordt bekeken met een witte, eurocentrische blik waarin
Christoffel Columbus nog altijd een ‘ontdekkings’reiziger wordt genoemd.
Dat zorgt er voor dat alle witte mensen
“opgegroeid zijn met een diep geïnternaliseerd gevoel van superioriteit waarvan
ze zichzelf niet bewust zijn of dat ze niet toegeven”, zo schrijft Robin
Diangelo. Die weigering om wit als een kleur te zien zorgt er voor dat veel
witte mensen het vanzelfsprekend vinden om zich in gesegregeerde ruimtes te
begeven, om in witte wijken te wonen, om in cafés en restaurants of
theaterzalen te zitten die homogeen wit zijn (zelfs als ze in een wijk liggen
die overwegend niet-wit is), om witte vriendenkringen te hebben, of actief te
zijn in witte organisaties. Je kan als witte persoon ook perfect en heel
vanzelfsprekend aan het hoofd staan van zo’n organisatie of een instituut
zonder ook maar de minste kennis te hebben van racisme of van het perspectief
van de slachtoffers van racisme.
De Brusselse overheidsdienst voor
arbeidsbemiddeling had het enkele jaren geleden over ‘bastions van functies,
departementen, ondernemingen en sectoren’ die mensen van kleur uitsluiten en
die zo leiden tot een ‘etnostratificatie’ van de arbeidsmarkt. Die raciale
hiërarchie wordt in stand gehouden met allerlei subtiele en minder subtiele
mechanismes. Het gebrek aan inzicht in die mechanismes is op zichzelf één van
die mechanismes.
In haar boek analyseert Diangelo één van
die mechanismes. Ze noemt het ‘white fragility’ of witte broosheid. De
voorbeelden uit haar eigen leven en haar vormingen die ze geeft om het fenomeen
te omschrijven zijn heel herkenbaar voor alle witte mensen die er voor
openstaan. Het is de verkrampte houding die voortkomt uit een diep gevoel van
boosheid en verontwaardiging vermengd met schaamte wanneer welmenende witte
mensen er op gewezen worden dat ze zich racistisch gedroegen of een racistische
uitspraak deden. Net die verkramptheid maakt elk gezond gesprek over racisme
onmogelijk, schrijft Diangelo.
Verkramptheid
Volgens Diangelo komt die verkramptheid
door een totaal verkeerd begrip van wat racisme is. Sinds de jaren 60 is
racisme verengd tot ‘intentionele daden van raciale discriminatie gepleegd door
moreel slechte personen’. Racisme wordt niet gezien als iets dat structureel,
institutioneel en ideologisch is, maar als het gedrag van immorele individuen.
Die witte bastions en die etnostratificatie zijn nochtans niet het werk van
schuimbekkende commentaarschrijvers op de Facebookpagina van Het Laatste
Nieuws. “Ze zijn de optelsom van het volstrekt genormaliseerde gedrag van heel
normale witte mensen”, zoals Rachida Aziz schrijft in haar boek Niemand zal
hier slapen vannacht.
Maar doordat witte mensen zo’n verkeerde
definitie van racisme hanteren wordt elke poging om hen te wijzen op de banden
met dat systeem van racisme aangevoeld als een oneerlijke morele aanval.
Doordat het zo’n sterk mechanisme is, is witte broosheid geen zwakheid. Het is
een krachtig middel om die bastions in stand te houden, aldus Diangelo. Het smoort
elke eerlijke persoonlijke en structurele analyse in de kiem. Uiteindelijk
demobiliseert het ook. Aangezien racisme niet het probleem is van mensen die
zichzelf niet als racist beschouwen, hoeven ze er ook niet al te veel aandacht
aan te besteden.
Veel van de mechanismes die Diangelo
beschrijft zie je vandaag opduiken in reacties op de opstand tegen racisme in
de VS. Eén van de meest venijnige dingen die voortspruiten uit die verkeerde
analyse van racisme is bijvoorbeeld het idee dat witte mensen kleurenblind
kunnen zijn. “Ik zie geen ras of ik zie geen kleur”, klinkt het dan. Dat kan
tot de absurde situatie leiden dat mensen die racisme aanklagen verweten worden
racistisch te zijn. Zij zijn immers de enigen die het wel nog over ‘ras’ en
‘kleur’ hebben in een maatschappij die voor de rest geen kleur ziet.
Racisme
vs antiracisme
Je kan die broosheid ook aflezen uit de
bijzonder heftige en tegelijk zeer onwetende reacties op het concept van
‘white privilege’. Plots wordt dat concept in de ogen van velen dé reden
waarom we hier na veertig jaar nog altijd opgescheept zitten met het
neoliberalisme en waarom er geen consequente sociale strijd wordt gevoerd. In
het boek van Diangelo kom je een interessante definitie tegen van het concept. White
privilege, zo schrijft ze, verwijst naar voordelen waar mensen van kleur
niet kunnen van genieten en die witte mensen vanzelfsprekend vinden. Het
probleem zit dus bij die vanzelfsprekendheid. Het achteloze gedrag dat
voortvloeit uit de aanspraak die witte mensen maken op dingen die voor mensen
van kleur helemaal niet vanzelfsprekend zijn: veiligheid, overal ongestoord
kunnen binnen- en buitenlopen, geen kloppend hart hebben wanneer een combi
passeert en zo veel te veel meer. Het is tegelijk ook de achteloosheid waarmee wordt
getolereerd dat een grote groep mensen hiervan uitgesloten is en het onvermogen
om zich in te leven in wat dat betekent voor de slachtoffers.
Het boek van Diangelo lezen kan helpen
om een punt te zetten achter die achteloosheid. Het sluit aan bij de definitie
van een ‘racist’ in How to be an antiracist? van Ibram X. Kendi, die
deze week Diangelo van de nummer 1-plaats stootte in de bestsellerslijst van
The New York Times. Een racist is iemand die racisme ondersteunt door haar of
zijn actie of passiviteit, schrijft Kendi (een grote aanrader trouwens voor
mensen die begrippen als assimilatie en integratie slordig hanteren). Niet-racistisch
zijn is dus geen optie. Er zijn enkel racisten en antiracisten. Passief zijn
tegenover zoveel onderdrukking is wel degelijk een privilege.